Hoe bioloog Carlos álle dieren kent, maar toch anders kijkt dan ik

Carlos begint wat nerveus te worden. Hij speurt en speurt, maar er is nergens beweging. Zijn ervaren ogen gaan van hot naar her en terug. Hij spitst zijn oren, maar er is nergens geluid, het lijkt uitgestorven. Maar er moet íets zijn, dat kan haast niet anders. De nervositeit wordt bijna frustratie. Waar zitten ze, in godsnaam? Hij kijkt op zijn horloge, vijf uur. Het kán toch niet zo zijn dat er niets is? Zijn zenuwen zijn voelbaar. Hij moet en zal iets vinden.

En dan, vanuit het niets, vliegt er een toekan over. Een toekan! Razendsnel, maar het was er een. Geen twijfel. De toekan vliegt naar een boom, waar veel meer beweging is. Wat een verrassing! Hij en zijn gast rennen naar deze boom, Carlos plant zijn telescoop in het gras en tuurt weer. De toekan is er tot zijn spijt niet meer, maar kent een meer dan waardige vervanger. Een papegaai! Met het blote oog nauwelijks te zien; het dier zit achter takken en is volledig groen, maar het is er onmiskenbaar een. Het lukt Carlos de prachtige vogel vol in beeld te krijgen. Zijn enthousiasme neemt alleen maar toe; na een schier stille bewegingloze wandeling door de fraaie natuur zit het venijn hem kennelijk in de staart. Meer en meer vogels fladderen in het rond: we zijn in Carlos’ paradijs.

Moeizame start

Ik leerde Carlos kennen na een nogal moeizame start van mijn Costa Rica-reis. Gedoe op het vliegveld leverde me anderhalf uur vertraging op, wat pijnlijk is: alle openbaar vervoer richting mijn eindpunt Monteverde zou vrij snel na mijn aankomst vertrekken. En dus ben ik te laat. Tegen beter weten in probeer ik het nog: met de taxi naar het busstation, maar helaas. Er rijdt niets meer. Een taxichauffeur ter plekke stelt voor mij naar het nevelwoud te bréngen. Dat lijkt me een wat prijzige onderneming, aangezien het zeker drie uur rijden is, maar toch onderhandelen we. Een slaapplek in San José en het openbaar vervoer de volgende dag is samen niet veel goedkoper en bovendien verlies ik een halve dag als ik hier overnacht. En ik heb maar zes dagen, dus dat zou zonde zijn. Ik doe het, met pijn in de portemonnee. We gaan akkoord met honderd dollar.

Goed, het is dus een ritje van drie uur lang, dus taxi-wise zou je kunnen stellen dat ik een uitstekende deal heb. Maar toch bloedt het ietwat. Honderd-fucking-dollar, het doet zeer. We arriveren na een bijzonder schitterende rit langs zee, bos en bergen in the middle of knowwhere bij mijn slaapplek. De omgeving is aardedonker en muisstil. Plots staat daar een statige man. Strak in een wat oubollig pak. Ik ben wat verward: ik had via Booking een kamer gereserveerd, maar wat is dit? Niet bepaald een hostel of hotel. Kennelijk heb ik een huisje geboekt. Niks mis mee. De statige man stelt zich voor als Carlos.

Carlos en ik

Monteverde

We raken al gauw in gesprek. Wat ik deze drie dagen in Monteverde wil gaan doen. Monteverde is een nevelwoud; het bijzondere is dat het een berglandschap is waar de Carribean en de Pacific elkaar ontmoeten. Twee luchtstromingen, twee temperaturen. Een nevelwoud is wereldwijd bijzonder; zo’n vier procent van al het bos is nevelwoud. Monteverde neemt twee van die vier procent in beslag. Hier huist de bijzondere quetzal.

Carlos is een bioloog die dit huisje verhuurt en werkt daarnaast als tourguide, wat natuurlijk een ideale combinatie is. Nu zijn bepaalde beroepsgroepen in de regel in beginsel niet direct betrouwbaar. Taxichauffeurs, tourguides, de knappe vrouwen die je met een gratis drankje verleiden een restaurant binnen te gaan. Maar tussen mij en Carlos ontstaat al snel wat. Vooral het vogels kijken blijkt iets te zijn. Hij met al zijn kennis en enorme drive vogels te zien, ik door mijn kennelijk frisse blik. Dat blijkt bij de papegaai. Het dier kijkt me recht aan via de telescoop, wat me een enorm gelukzaligheidsgevoel geeft. Ik weet echt wel dat de papegaai niet op die manier naar mij kijkt, maar gek genoeg voel ik door zijn blik echt connectie tussen ons. Carlos glimlacht vertederd, maar vooral verbaasd. ,,Prachtig. Je kijkt compleet anders naar dieren dan ik.”

De jonge Carlos

Toen Carlos veertien jaar oud was, verloor hij zijn vader. Hij was ingenieur bij de spoorwegen, zei op een dag gedag tegen zijn gezin om te werken en een uur later lag hij onder een trein. Het gezin kent vervolgens een loodzware tijd. Carlos moest hals-over-kop werken, verkocht prulletjes en snoepjes op straat. Moest aan de slag; iedere cent is er één. Zijn moeder dreigt de werkelijkheid te verliezen. Dreigt door te draaien; ofwel: Carlos heeft plots een moeizame jeugd. Maar hij gaat studeren. Biologie. Dat doet hij heel zijn leven. Zijn belangrijke papiertje haalt hij als hij 28 jaar oud is; zo’n zeven jaar later dan zijn studiegenoten. ,,Ik heb daar altijd moeite mee gehad. Ik weet: ik had een ander leven dan hen, er was méér te doen dan studeren voor me. Maar toch.”

Carlos studeert door. Wordt onderzoeker, blijft verbonden aan de universiteit en reist de hele wereld over. Van Europa tot Azië, tot de diepste bossen in de grensstreek van Colombia en Panama. Carlos lepelt zonder problemen direct de namen van planten, vogels en dieren op, met hun complete verhaal. Het is een wandelende encyclopedie. Zijn stelregel: hoe meer kennis je vergaart, hoe intrigerender de natuur wordt. Hij is dan ook verbaasd als ik geen aantekeningen maak over de vogels die ik zie; zijn studenten krabbelen doorgaans hele schriften vol. Ik heb dat niet zo. Ik word blij van een geit, van een rups, van een parkiet, van een vlinder. Puur door hun bewegingen, door hun zijn. Hoe ze heten vind ik niet zo belangrijk, wat hun grote kwaliteiten zijn evenmin. Al het leven is fascinerend, ook zonder die kennis. Misschien júist wel zonder die kennis. Ik kijk er gewoon graag naar.

Carlos op zoek naar vogels

Natuurgeneeskunde

,,Dat plantje is goed tegen nierstenen”, wijst Carlos aan. Veel wetenschap neem ik voor lief, geef ik eerlijk toe. Maar sommige wetenschap vind ik, nou ja, bijzonder. Zoals: hoe komt men erachter dat een specifiek plantje in een dik oerwoud goed is tegen nierstenen? ,,Ehm, door het te proberen”, legt Carlos uit. Ja, maar… Hóe? Carlos vertelt over de indianen, die geheel anders naar natuur keken. Verticaal redeneerden. Dieren observeerden. Leerden door te kijken. ,,De natuur geeft ons alles. De natuur is het antwoord op alles. Daarom geloof ik ook niet in de reguliere geneeskunde. In medicatie. Vrijwel alle medicatie is in het laboratorium bedacht en dat geeft nooit hetzelfde resultaat als de natuur”, legt hij uit. Ook hier vinden we elkaar. Alternatieve geneeskunde for the win; een toenemende moeite met alle chemie. De natuur is per definitie onze leidraad en die verliezen we meer en meer uit het oog. De natuur heeft alle antwoorden. Ook ten opzichte van corona. 

Op de tweede dag gaan we in alle vroegte Monteverde in. Het nevelwoud. Het is stil, doodstil. Er zijn haast geen toeristen. Samen gaan we op zoek naar de quetzal, waar er in dit woud hooguit honderd van zijn.

Maar het is het ultieme doel, dat we uiteindelijk ook bereiken. Daar zit de quetzal. Het is een momentje van euforie. Op weg ernaartoe vertelt hij vol passie over de unieke planten, de diersoorten, het bos zelf. Afgewisseld met persoonlijke gesprekken, die constant inspireren. Ik vertel over mijn leven, hij over het zijne. We zijn totaal verschillend, maar we ontmoeten elkaar continue. Met name op één vlak: verwondering over het leven.

Wil je me helpen? Lees dan nog even door:

Allereerst: dank voor het lezen van bovenstaand verhaal. Die las je uiteraard gratis. Dat blijft ook zo. Maar een klein beetje sponsoring zou ik echt enorm waarderen! Bijvoorbeeld middels een abonnement, terwijl ik een heel vet boek schrijf. Lees er hier alles over.

Hier kun je je abonneren.

Je kunt natuurlijk ook een eenmalige donatie doen, wat minstens net zo geweldig fantastisch briljant zou zijn.

Totaal: € -

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Translate »