Mijn vader kijkt me misnoegd aan, als ik ‘m vertel me te oriënteren op een nieuwe telefoon. ,,Hoe oud is je oude? Vier jaar?”, klinkt het. ,,En waarom? Betere foto’s? Je oude maakt práchtige foto’s.” Zijn tirade gaat door: ,,Zo typisch en kapitalistisch. Altijd maar nieuw-nieuw-nieuw.”
Die foto’s zijn wel waar, dat laatste is een beetje flauw. De reden is dat de batterij nu wel erg snel leeg gaat. En ik ben terug in Nederland en wil eigenlijk wel een nieuw abonnement. Dus het gaat me niet eens om een nieuw toestel, maar dat is best een leuke extra, uiteindelijk. Het scheelt slechts enkele euro’s.
,,Mag ik dan je oude hebben?”, vraagt hij. ,,Die van je moeder is echt aan vervanging toe. Ik zet er dan wel een nieuwe batterij in.”
Mijn vader is technisch. Vind het leuk om op de vierkante millimeter bezig te zijn. Ziet dat als een leuke uitdaging in de avonduren. Dit soort dingen kan hij. Ik vind het prima.
Euforisch stapt hij een paar dagen later mijn kamer in. ,,€14,50!”, roept hij, met een nieuwe batterij in de hand. Alsof hij wil zeggen: met zo’n simpele ingreep, bespaar je honderden euro’s. Kind kan de was doen.
Twee dagen later kijk ik een Netflix-serie, als het brandalarm plots afgaat. Een verdieping lager staat het blauw van de rook. Mijn vader ziet me aankomen en grijnst.
,,Ik wilde je oude batterij uit het toestel halen en ineens begon het te fikken.” Hij kijkt hoofdschuddend naar de nasmeulende Samsung S7, die je gerust het predikaat ‘total-loss’ kan geven. ,,Ik heb vanmiddag nog een nieuwe achterkant besteld, die was kapot. Daar heb ik nu niets meer aan. Toch zonde. Ik denk dat ik het dus maar opgeef.”