Zout in de wond
De man bestelt in plat Haags een kopje koffie. ,,Ja, kajje ut horûh?”, grijnst ie. ,,Ik woon er al twintig jaar niet meer. Nog altijd tot mijn enorme spijt”, vervolgt ie. Toentertijd had hij er een nieuwbouwappartement op het oog. ,,Ze gingen fantastische flats bouwen, vlakbij Kijkduin. Ik zou een geweldig uitzicht hebben op mijn voetbalclub. Daar was ik ook scheidsrechter: ik zag al voor me dat ik vanaf mijn balkon zou fluiten.” Vrij essentieel probleem: hij kreeg de financiering voor de koop niet rond.
,,Het scheelde weinig en ik kon het geld lenen van een vriend. Ik kan mezelf wel voor m’n kop slaan, zo’n spijt. Ik had ook een ander, wat kleiner appartement in die flat kunnen kopen. Groot genoeg voor mijzelf, maar ik wilde perse díe flat.” Hij laat het huis aan zich voorbij gaan en verlaat de Hofstad. ,,Toen de flat opgeleverd werd, floreerde de buurt. Mijn droomhuis op een droomlocatie bleek te wérken. Nu is het een veelvoud waard. Ik baal daar nu nóg van.”
Oude wonden worden opengereten als hij de televisie aanzet op nieuwjaarsdag. ,,De conciërge van de voetbalclub verscheen met een grote grijns op z’n gezicht in beeld. En terecht!”, sombert hij. De Postcodekanjer blijkt op zijn droomflat gevallen. ,,En de postcodes eromheen wonnen ook. Hij had tien loten en incasseerde iets van 4 miljoen. Gun ik ‘m, fantastische vent.” Hij neemt een slokje van z’n koffie en kijkt somber in de verte. ,,Het scheelde niets. We hebben het over iets meer dan een maandsalaris. Klein risicootje, maar ik durfde het gewoon niet aan.” De man slaakt een diepe zucht. ,,Ik heb het nu ook hartstikke goed, gaat het niet om. Maar laten we eerlijk zijn: het is wel een beetje zout in de wond.”