Thierry, Annabel en Jan Roos

Plots zo’n vraag die oppopt in mijn hersenen. Een vraag die past in een serie levensvragen, een vraag die al zolang ik me herinner periodiek terugkomt. Een vraag die ik niet wil stellen, want het stemt me altijd somber. Een vraag waar ik het antwoord niet op weet. Nog steeds niet.

Dat depressieve buien bij mij vaak op de loer liggen weet ik. Soms is het geen bui, maar een heel seizoen; dat zijn periodes van pure twijfels, donkere wolken en een langzame verergering. Dan lijkt zelfs een echte depressie niet ver weg. Daar tik ik toch vaak tegenaan, zonder dat ik er uiteindelijk echt in verzuip.

Plots zo’n vraag die oppopt in mijn hersenen. Een vraag die past in een serie levensvragen, een vraag die al zolang ik me herinner periodiek terugkomt. Een vraag die ik niet wil stellen, want het stemt me altijd somber. Een vraag waar ik het antwoord niet op weet. Nog steeds niet.

Dat depressieve buien bij mij vaak op de loer liggen weet ik. Soms is het geen bui, maar een heel seizoen; dat zijn periodes van pure twijfels, donkere wolken en een langzame verergering. Dan lijkt zelfs een echte depressie niet ver weg. Daar tik ik toch vaak tegenaan, zonder dat ik er uiteindelijk echt in verzuip.

‘Wat is je droom in het leven? Je mag álles kiezen?’, was ditmaal de vraag. Ik liet de vraag kort sudderen, waarom weet ik niet. Ik ken het gevaar toch wel van zo’n vraag? Hartkloppingen. De vraag werd als vanzelf opgevolgd met: wat kan ik? Wie ben ik? Waar sta ik? Het zijn vragen die een soort beerput openen met kwade, cynische, negatieve gedachtes. Een paar klootzakkerige hersencellen die er genoegen in scheppen om in een rotte vlek te wrijven. Ik noem hen Thierry, Annabel en Jan Roos. Ze zijn er, je moet ze eigenlijk omarmen, accepteren en zeker niet negeren. Maar soms blijken ze toch heel hard te kunnen roepen. Soms wil je ermee praten, maar je weet: zinloos. Zij schreeuwen harder.

Het is echt één á twee stappen verwijderd van nog veel negatievere gedachtes. Voor je het weet heb je geen vrienden meer. Leef ik op straat, wordt alcoholist en gaat het helemaal mis.

Allesbehalve realistisch, dat wéét ik. Maar die gedachtes roeren zich.

En het is een flink aanwezig deel van mij. Dat maakt het zo lastig. Ik ben letterlijk iedere dag vreselijk moe. Heb echt minstens negen uur slaap per nacht nodig om nog enigszins te kunnen functioneren. De amateurpsycholoog in mij vermoedt dat dat te maken heeft met mijn brein. Dat is continu aan het razen; bewust en onbewust. Ontspanning is moeilijk. Concentreren haast onmogelijk.

Ik zag in mijn depressieve bui van gisteren een Instagram-model. Een prachtige dame die haar geld verdient door kleding ‘te testen’. Dat is meestal lingerie of dingen die weinig om het lijf hebben; de vraag rijst of het haar volgers om die kleding te doen is. Mij niet, geef ik eerlijk toe. Het is gewoon een lekker wijf.

Ik dacht na. Zou dit meisje ook een droom hebben in het leven? Ik bedoel: over tien jaar kan zij dit niet meer doen, lijkt mij. Eigenlijk maakt het mij niet eens uit of ze een droom heeft. Ze leeft in het nu. Ze doet wat ze nu doet. Dat levert haar vreselijk veel volgers op op social media en ongetwijfeld ook veel inkomsten. Er ontstond respect in mijn hoofd voor het meisje. Niet zozeer om wat ze doet -daar heb ik zo mijn gedachtes bij-, maar ze doet het en ze doet het met overgave. Een voorbeeld.

Want tja. Ik ben nu 38. Wat de ultieme droom in mijn leven is, is een vraag die ik mezelf vijf, tien, vijftien, twintig jaar geleden óók stelde. Ik heb er nooit antwoord op kunnen geven, dus zou je kunnen stellen dat die vraag irrelevant is. Of zeker geen meerwaarde. In het nu leven, zoals het knappe meisje op Instagram, is interessanter.

Jammer dat mijn brein dat niet in wil zien. Die ratelt, raast en blijft doorgaan. Godsallemachtig, wat ben ik moe.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Translate »