Het jonge meisje keek vol bewondering naar Søren, die op dat moment gewoon lag te chillen op zijn suffe rots. Ach, hij was het wel gewend. Hij had er schijt aan, allang. Iedere dag diezelfde blonde mensjes met blauwe oogjes. ,,Met je fucking-streepje door je fucking-o”, sneerde hij geïrriteerd, toen het gezinnetje weer doorliep naar de andere dieren. Godsamme, wat was hij het hier beu.
De leguaan verbleef nu sinds een kleine twee jaar in deze dierentuin in Noorwegen en kon maar niet wennen. Niet aan het land, haar inwoners, de andere dieren, de temperatuur, nergens aan. Ze hadden hem neergeplempt met andere reptielen, maar Spaans praten: ho maar. Søren was de enige hier uit Latijns-Amerika. Er zaten nog wat vetgemeste Amerikaanse leguanen en de alligators waren al helemáál ergerlijk. ,,Nòweej is laaik Elèska, but we’re from Florida”, riepen ze dan, gevolgd met een kulverhaal over hoe fantastisch het daar wel niet was. Met hun grote bek.
De enige die hij een beetje mocht was Poncho, de berggeit. Afkomstig uit Spanje en een einzelgänger. Poncho klaagde altijd steen en been over deze dierentuin en trok zich het liefste terug om ergens te mokken. ,,Dit is toch geen bérg. Dit is een hoop stenen, verdomme”, riep hij. Poncho was een chagrijn eersteklas en dat sloot naadloos aan op de buien van Søren. Die overigens niet chagrijnig was, maar heimwee had. Gefrustreerd was. Terug wilde naar zijn Mexico.
Hij dacht weer aan zijn geboorteland. Aan de gaten, de holen, de schuilplekjes overal. Aan de omgeving, de andere dieren. Aan Alejandro, zijn vriend, die hij ontmoette toen hij nog maar een baby was. Samen trokken ze die dagen regelmatig op. Ontdekten de wereld. En elkaar. Hielpen elkaar, zouden samen tot ongekende hoogtes gereikt zijn, als ze niet betrapt waren. Sørens ouders zagen de twee puberende leguanen in elkaar verstrengeld liggen. Hun enige zoon bleek homoseksueel. Dat betekende: geen nageslacht. Teleurgesteld, waren ze. Woedend. Ze onterfden hem en wilden niks meer met hem te maken hebben. Zetten Søren op het eerste vliegtuig naar Oslo; de schaal van het ei waar Søren uitgekropen was werd diep onder de Mexicaanse woestijn weggemoffeld. En waar Alejandro gebleven was, wist Søren niet. Of hij nog leefde evenmin.
Eigenlijk heette Søren Pepe. Zijn ouders erkenden hem niet meer en veranderden zijn identiteit. Wat zou hij graag gewoon weer Pepe genoemd worden. Dat alles gewoon weer normaal was. Alles weer zoals vanouds was. Zijn grootste wens was om terug te gaan naar Mexico. Terug te gaan naar zijn thuisland. Op zoek te gaan naar Alejandro. Al maanden was hij van plan om te ontsnappen. Die gedachtes werden steeds concreter.
Søren werd gewekt uit zijn overpeinzingen door opgewonden gegil.
Eigenlijk was Søren ongekend populair in deze dierentuin. Dat had hij niet eens echt door, maar zijn beeltenis trok toeristen van heinde en verre. Posters, stoffen knuffels en andere merchandise vloog over de toonbank. Rondom Søren was immers een verhaal gecreëerd. Hij zou zijn gevonden in de Noorse wildernis. Opgegroeid zijn tussen de fjorden, waar hij als ware koning heerste. Een soort Disney-verhaal dat volledig uit de duim gezogen was. Iedere dag verzamelden drommen mensen zich voor zijn verblijf. Soms met afgunst en afkeuring, soms met verwondering en respect.
De enige dieren in de dierentuin die hier weet van hadden, waren de flamingo’s. De roze watervogels hadden in deze dierentuin alle vrijheid en konden op deze wijze gerust een kijkje nemen in de dierentuinwinkel.
,,Søren! Wanneer gaan we een drankje doen”, riep één van hen, Doraly. Dit was een Mexicaanse, afkomstig uit het verre zuiden van het land. ,,Flikker op Doraly”, wees Søren Doraly resoluut af. Doraly kwam op zijn rug zitten. Vileine, glinsterende ogen keken hem aan. ,,Of wil je liever Pepe genoemd worden?”
–> 2. Poncho
[…] <– 1. Søren […]