Een vaste bezoeker is een wat oudere man. Hij koopt eigenlijk nooit wat, maar komt regelmatig een praatje maken.
De man is bijzonder moeilijk te verstaan, maar met enige moeite lukt het en bovendien is dat praatje is altijd hetzelfde: Hij vertelt naar welke voetbalwedstrijd ie vandaag gaat / is geweest, hoe z’n terugreis eruit ziet en als er nog wat tijd over is, vraagt ie waarom ik nu nog steeds geen échte baan heb.
En bedankt. En altijd heeft ie spontaan een ‘erg goed idee’: Ik zou een verzorger moeten worden bij een ouderentehuis. Dat spontane, goede idee heeft ie al enkele tientallen keren geopperd. Deze volgorde, deze inhoud, ik heb mijn eigen input al een tijd geleden opgegeven en praat maar gewoon luchtig en inhoudsloos mee.
Zojuist kwam ie vlak voor sluitingstijd weer langs. Ladderzat. Hij koopt zowaar iets, een appelflap. Gulzig schuift ie de appelflap naar binnen en gniffelt. Hij kijkt me recht aan, smakt en zegt niets. Als er ruimte is in z’n mond, likt ie aan z’n lippen en kijkt me met een geile blik aan. “Ik gebruik wel eens poppers, net weer… Weet je wat dat zijn?” Een klant redt de situatie en bestelt wat. Ze gaat weer weg en hij kijkt me doordringend, met een grote, iets te blije grijns aan. Ik kijk op de klok en besluit enkele minuten eerder dicht te gaan. Slaap lekker meneer, tot de volgende keer.