Het is tien minuten voor sluitingstijd, vrijdagnacht. Ik moet eerlijk bekennen: ik ben er wel een beetje klaar mee, vandaag. Ah, daar komt Hans. Hans is een toffe kerel van in de veertig, dus de negen resterende minuten zijn direct leuk ingevuld. Hans blijkt echter goed dronken.
“Heey Zteven. Ah, gvvrdmme, hejje geen sszzenbroodjes meer?”, stamelt Hans teleurgesteld. “Tjanouja. Je heb een leuge vriendin, drouwes! Leug meizje!”, roept Hans uit het niets. “Okay. Dank je, Hans. Ik ga bijna dicht”, hint ik droogjes. Inmiddels staan er vier jongens achter ‘m te wachten, maar Hans is nog niet klaar.
“Ig meen het! Gvvrdmme, ov wil je vechten, moejje kome!”, provoceert hij met een grijns op z’n gezicht. Hij bokst kort in het luchtledige, de jongens kijken er met wantrouwen naar. “Ga naar huis joh, lekker slapen”, adviseer ik ‘m. Hij gaat gelukkig weg, maar draait zich toch nog eens om: “Oh! Drouwes! Nog gevelizideerd hè!”, roept hij van ongeveer vijftien meter door de stationshal. Door de afstand schreeuwt hij, onbedoeld klinkt het agressief. De vier jongens kijken ‘m na. “Wat is dat voor gast? Zat hij je nou te bedreigen, of hoe moet ik dat opvatten? Moet ik security roepen?”, vraagt de ene bezorgd. “Rare kerel man, te schelden over een saucijzenbroodje, ineens vindt hij ‘je vriendin leuk’, begint te boksen en dan zo’n rare ‘felicitatie’, waar sloeg dat nou op?” Ik stel de jongens gerust. “Ik ken ‘m. Hij wilde een saucijzenbroodje, heb ‘m op Facebook waar hij ongetwijfeld mijn vriendin gezien heeft en ik was gisteren jarig”, verklaar ik, “het was allemaal vriendschappelijk.” De jongen kijkt verbaasd. “Zo, het kwam echt héél anders over dan dat…” De jongen draait zich om naar z’n vrienden en grijnst. “Hij was gisteren jarig.” Het is inmiddels één minuut voor sluitingstijd. De jongens starten een meerstemmig verjaardagslied. Na “Hiephiephiep! Hoera!” applaudisseren ze en laten me alleen achter. Toch een prima einde van de avond.