Verveeld
Het is al vrij laat op de avond. Een man sloft langzaam, op z’n gemak mijn richting op. Elke voetstap is hoorbaar, hij schraapt met z’n zolen over de grond. “Goedenavond”, groet hij me droogjes, eenmaal bij me. “Mja, ik hoef niks hoor. Ik moet nog een kwartiertje wachten en loop daarom wat verveeld rond.”
Hij kijkt om zich heen, z’n handen in z’n zakken. “Ik ben al halverwege, ik wacht ook al een kwartier. Beetje doelloos allemaal.” Er valt een stilte. De man kijkt me hoopvol aan; het is klaarblijkelijk mijn beurt om wat te zeggen. “Enne, wat vindt u van het nieuwe station?”, probeer ik het gesprek maar aan te gaan.
“Ach. Best oké hoor.” Ongeïnteresseerd kijkt hij weg, dus probeer ik het over een andere boeg. “Dusse, kwartiertje wachten. Waar moet u straks heen?” De man haalt z’n schouders op. “Oh, gewoon, Oosterhout.” Hij zit duidelijk niet op een vervolgvraag te wachten, dus valt er weer een stilte. De man is ergens rond de 45 jaar, maar verder onpeilbaar.
“Was lekker weer vandaag hè?”, stelt hij plots tevreden. “Absoluut, het zonnetje scheen heerlijk”, reageer ik. De man blijft ongemakkelijk om zich heen kijken. “Wat zal ik nu es gaan doen?”, vraagt hij verveeld. “Heeft u de centrumzijde van het station al bekeken? Mooi geworden hoor!”, stel ik enthousiast voor.
“Neh, geen zin”, blijft hij beteuterd staan. Hij hoopt duidelijk op een beter voorstel. “Het parkeerdek, bovenop het station? Mooi uitzicht!” De man rolt met z’n ogen en slaakt een geïrriteerde zucht.
“Teveel moeiteeee”, klinkt het zeurderig. En weer valt er een rare, beladen stilte. “Verder nog ideeën?”, vraagt de man, maar hij wacht het niet af. “Laat maar, aan jou heb ook niet veel.”
Teleurgesteld, zonder verder afscheid, loopt hij weg.