“Yo G! Is er hier op het station ergens nog wat te snaaien?” Voor me staan drie jongens. Onrustig kijken ze om zich heen, terwijl ze onzeker proberen zichzelf een zelfverzekerde houding te geven. Ik vind het nu al leuk.
“Uiteraard. Er zijn meerdere etablissementen hier waar je ook op dit tijdstip iets kunt eten. Ikzelf heb warme broodjes en sandwiches, hier rechts zie je een dönertent en daar rechts tegenover is een frietzaak“, geef ik keurig antwoord.
“Aaight. Laten we friet gaan halen ouwe“, overlegt de jongen met de andere twee, “fucking veel zin in. P’tat en, weet je, gewoon een lekkere èèskouwe Heinie nou, dat lijkt me mááster. Hebben ze daar ook Heinies dat je weet?“, vraagt hij vervolgens aan mij. “Ze hebben daar als het goed is ook Heineken-bier. Heb ik ook, trouwens“. De jongen grijnst. “Aight, lauw!“, roept hij terwijl hij zich om wil draaien. “Nee, mijn bier is ijskoud“, maak ik een wat matige opmerking. “Ouwe, gast, haha…!“, en de jongen geeft me een boks, “maar fucking chill. Kom gasten, we gaan snaaien en een paar Heinies naar binnen kletsen. Fijne avond dude!” en de jongen zwaait grijnzend naar me. “Prima. Alvast een smakelijk eten, laat het bier je smaken en een fijne avond, heren“.