Het is vrijdagavond 5 december. Sinterklaasavond. Ik sta warm in een verlicht winkeltje, mijn uitzicht is echter tamelijk deprimerend. Het perron waar spoor 4 aan ligt is kletsnat en compleet verlaten. Dit perron is door de verbouwing nog niet helemaal overdekt. Het regent, het is koud en zo te zien ook een klein beetje mistig. Mistroostige omstandigheden en het is pas 7 uur. Een man van een jaar of 45 verschijnt ten tonele.
Hij loopt recht op de winkel af, maar de winkel is voor een groot gedeelte gesloten met glas. Ik wacht ‘m op bij de kassa, waar het open is. Hij loopt echter niet naar mij toe, maar doet z’n bestelling met z’n neus bijna tegen het raam aan. Ik versta ‘m dus niet en als hij met zijn neus tegen het raam botst, grijnst hij. “Zorry, zaggiknie”. Straalbezopen, vol-le-dig van de kaart. Hij ziet er ook niet goed uit; Een wat treurige verschijning die uitstekend past in deze setting. “Espresso”, verduidelijkt hij. Verbouwereerd kijkt hij naar het kleine laagje koffie dat hij aangereikt krijgt.
Even vermoed ik een woedeuitbarsting, maar hij pakt het bekertje op en slokt het gloeiend hete goedje direct naar binnen. “Aaah!”, schreeuwt hij gepijnigd en hij gooit het bekertje fel op de grond. Hij draait zich resoluut om en loopt met grote passen weg. Hij ziet een vuilnisbak over het hoofd en knalt hier tegenaan. Hij tolt en maakt een rondje om zijn eigen as. Zijn gepijnigde gezicht naar mij gericht. Hij grijnst weer en loopt terug naar mij.
“Pakje Marlboro trouwens, vergeten”. Weer die grijns. Hij betaalt, opent het pakje en pakt er een sigaret uit. Een grote regendruppel maakt de sigaret direct kapot. Onaangedaan pakt hij een nieuwe. Hij grijnst. “Zo, nu écht klaar, nog een fijne Sinterklaasavond”, wenst hij me schijnbaar oprecht toe. In een zigzaggende koers vervolgt hij zijn weg.