Een man koopt een pakje Marlboro à 5,50. Hij betaalt me een tientje. Nors vraagt… Nee, gebiedt hij me alléén muntgeld terug te betalen. Ietwat bijdehand antwoord ik dat er geen briefjes van 4,50 bestaan, dus dat ik weinig anders kan doen dan muntgeld te geven. Hij kijkt me schaapachtig aan, in z’n ogen zie ik ‘m koortsachtig rekenen. Ik geef ‘m 4,50. Aan muntgeld. Vertwijfeld bedankt ie me. Ik hoop dat het kwartje inmiddels gevallen is.