Dwangneurose
Er is, moet ik tot m’n eigen schaamte vaststellen, een eigenaardig soort vastigheid geslopen in mijn werkzaamheden. Een dwangmatigheid zou ik het zelfs bijna willen noemen, een dwangneurose. Het is gek om te merken dat m’n hersenen nu echt een loopje met me nemen en dat naar aanleiding van een tamelijk kinderachtig grapje dat ik ooit vertelde aan een klant. Maar die dwangneurose neemt dusdanige vormen aan dat ik me er een beetje zorgen om begin te maken.
Ter zake, deze inleiding duurt inmiddels echt te lang.
Als iemand een pakje sigaretten bij me koopt en er een aansteker bij wil hebben, moeten de kleuren gelijk zijn. Dus: Marlboro krijgt een rode aansteker, Camel een gele, Gauloises een blauwe, mentholsigaretten een groene, enzovoort. Het is vreselijk: dat móet. Een andere kleur voelt totaal onlogisch. Onnatuurlijk.
“Wat een vage, vage dwang”, grijnst een jongen als ik m’n vreemde eigenschap uit de doeken doe. “Maar daar is een oplossing voor. Ik wil namelijk een groene aansteker bij m’n Marlboro en ja: dat doe ik puur om jou te fokken.” Ik kijk ‘m geërgerd aan. Gespeeld uiteraard. Maar tegelijkertijd toch ook wel enigszins gemeend. “Dat lijkt me echt de enige manier om er vanaf te komen”, bezweert de jongen. “Je bent je er bewust van, dat is goed. Nu moeten we ermee aan de slag gaan. Dat kun je alleen doen door er ook écht mee bezig te gaan. Door die dwangmatigheid juist een tegenwicht te bieden.” Met voelbare tegenzin geef ik de jongen een groene aansteker. “Probeer het vanaf nu in ieder geval een weekje uit. Niet de aansteker meegeven die kleurtechnisch past bij het aangeschafte pakje sigaretten, maar juist een totaal andere kleur.”
Een uur volgehouden, toen móest het weer. Ik maak me een beetje zorgen.