Een oudere vrouw loopt moeizaam mijn kant op. “Meneer, is dit spoor 6? En vertrekt hier de trein naar Eindhoven?” Ik bevestig. De vertreksporen zijn door de verbouwing wat veranderd, dus ik heb al informatie opgezocht en kan de reizigers weer de goede kant op sturen. “Gelukkig. Ik heb onlangs een nieuwe knie gekregen, dus het lopen gaat nog moeizaam. Er zijn nog geen liften of roltrappen hier, door de verbouwing. Nogmaals een trap af en op was niet prettig geweest, gelukkig staan we meteen goed!” Ze bedankt me, zwaait vriendelijk naar me en vertelt het goede nieuws aan haar man.
De man kijkt vertederd naar haar als ze praat. Hij glimlacht naar me en hij steekt z’n duim op na het horen van het goede nieuws.
Het begint ineens te regenen. Het stel staat net niet onder het afdak en wordt dus nat. Uiteraard verhuizen ze tot ze droog staan, wat neerkomt op een klein stapje naar achteren. De man glimlacht naar me, knikt tevreden nu ze droog staan en steekt z’n duim op.
Het perron wordt drukker en de meeste mensen verzamelen zich om het stel heen, allen onder het afdak. Het stel gaat dicht tegen elkaar staan. De man kijkt naar de drukte, glimlacht naar me, rolt kort met z’n ogen maar knikt toch vrolijk. Hij steekt z’n duim naar me op.
Onweer. Knallen. Gebulder. Men schrikt en wacht af. De man houdt z’n geschrokken vrouw stevig vast, zelf is ie niet zo onder de indruk. Hij kijkt me aan, trekt een overdreven verschrikt hoofd en glimlacht weer. Stoer en met een grijns schudt hij z’n hoofd en steekt z’n duim weer naar me op.
Het onweer zet niet door, het blijft echter wel regenen. Door de wind staat het stel soms toch in de regen, maar door de drukte onder het afdak hebben ze weinig bewegingsruimte. De man zorgt ervoor dat z’n vrouw droog blijft, z’n paarse shirt wordt echter langzaam nat. Hij kijkt me aan en veegt demonstratief de regen van z’n schouders. Hij glimlacht en steekt z’n duim wederom naar me op.
De trein naar Eindhoven arriveert. Kort is daar paniek. “Is dit ‘m?” Het stel kijkt vluchtig rond en tegelijkertijd kijken ze mij aan, in de hoop op een antwoord. Ik glimlach naar ze en knik naar de trein. Ik steek m’n duim op, ten teken dat ze goed zitten. De man beantwoordt met een grijns, het stel zwaait naar me en ze stappen in.