Een man van ongeveer 55 staat ongeveer tien meter voor mijn winkel. Hij houdt een bordje ter grootte van een a4’tje tegen zijn borst. Op het bordje staat een kleurrijk logo en daaronder staat een voor mij onleesbare naam in zwarte letters.
De man is strak in het pak en voor hem staat een donkerbruin koffertje. Hij gaat precies op de kruising van looplijnen staan; hij valt op bij binnenkomende busreizigers en bij binnenkomende treinreizigers. Hij blijft geduldig wachten tot er iemand naar hem toe komt. Vele tientallen reizigers passeren de man, maar de persoon waar hij op wacht zit daar niet bij. Het duurt duidelijk langer dan hij had gehoopt. Al snel begint hij onrustig te ijsberen en te zuchten.
Het bordje houdt hij nog altijd stevig tegen zich aan, maar z’n vermoedelijke afspraak komt duidelijk te laat. Na zeker een half uur hangt het bordje al wat lager en vrijwel elke minuut kijkt de man op z’n horloge en op zijn telefoon. De ergernis begint duidelijk de overhand te krijgen.
Twee dertigers, net als de man strak in het pak, hebben de man ook gezien. Ze staan op een afstandje achter ‘m en zijn druk met elkaar in gesprek. Het is duidelijk dat het over de man gaat, want ze knikken en wijzen soms zijn richting op. Eén van hen loopt in een grote boog om de man heen en probeert ongezien richting de treinen te lopen. Nu lijkt het alsof hij van de perrons komt. Hij loopt met een ferme tred terug, richting de man met het bord. “Zo, goedemiddag, mijn excuses dat ik zo laat ben!”, en de goedgeklede dertiger steekt z’n hand uit. De man met het bord aarzelt, maar weifelend steekt hij ook z’n hand uit. De goedgeklede dertiger loopt echter rakelings langs de man en geeft z’n kompaan een ferme handdruk. Tevreden met deze geslaagde grap lopen ze naar de uitgang. De man met het bord kan er niet om lachen en neemt z’n positie met een beetje chagrijn weer in.