Iedere week nemen de vrienden Guus, Kees en Willem uit Vught de trein naar Breda. “Een reis van dik een uur. In Breda worden we opgevangen door NS-medewerkster Manouk, die ons op de bus naar Gemeenschapshuis De Vlieren zet.” De drie heren zijn immers (nagenoeg) blind, maar willen hun sport tóch kunnen uitoefenen: blind tafeltennissen. Huh? Eigenlijk is showdown – zo heet de sport – beter te vergelijken met airhockey. Het spel wordt gespeeld aan een tafel met een verhoogde rand, het balletje mag de tafel niet verlaten. Aan weerzijden zijn twee doelen. De spelers hebben batjes, de bedoeling is uiteraard te scoren. Het geheim zit ‘m in het balletje: daar zit een belletje in. Als Jack -die al eens Europees én Wereldkampioen werd- een potje speelt, luisteren Guus en Kees naar het keiharde geluid. “Je hoort de beweging van de bal, dus kunnen we het spel ook prima als toehoorders volgen”, beweert Guus. Waar Jack met een idee speelt, ramt Guus met de botte bijl het balletje naar het vijandige doel. “Vind ik heerlijk, ik wil gewoon keihard hakken”, grijnst hij. Elke week in totaal twee uur reizen, Guus heeft er geen moeite mee. “Je raakt de reis gewend en met z’n drieën is het hartstikke gezellig. Na afloop drinken we nog een paar biertjes, om dan weer een uur terug te reizen. We worden hier al de Drie Musketiers genoemd.”