De zestiger zit op z’n stilstaande scooter en hangt aan de reling van de Willem Alexanderbrug. Z’n helm in z’n schoot op het zadel, z’n zonnebril strak voor z’n ogen. Hij kijkt naar beneden, naar het water. Aan de triomfantelijke, haast verlekkerde grijns op z’n gezicht te zien vermaakt hij zich prima met wat hij ziet, z’n blik wijkt bijna niet af. Aan de andere kant van de brug vindt Breda Drijft plaats; je zou zeggen dat daar veel meer te zien is. Een blik naar beneden leert dat twee dames op een boot aan het zonnen zijn. De man staart ongegeneerd en geniet van dit uitzicht.
Het is niet zo dat de dames er nou zo uitdagend bijliggen. Veel bloot is niet waarneembaar, ze liggen keurig gekleed simpelweg van het zonnetje te genieten. Ofwel: ze liggen er toch niet om aandacht te krijgen. Zijn blik interesseert de dames eigenlijk ook niet zo, klinkt het iets later desgevraagd. “Ik heb ‘m wel gezien, maar geef er geen aandacht aan. Ik vind er eigenlijk niks van. We zijn wel gewend dat voorbijgangers kijken naar de boot.” Liever hadden de twee dames en -blijkt nu, ze zaten in de schaduw- twee heren op de boot aan de andere kant van de brug gelegen, daar is juist voor hen meer te zien, tussen de bootjes van Breda Drijft. Maar door dat evenement moesten ze met deze boot toch echt uitwijken naar deze kant van de brug. “We komen uit Etten-Leur en proberen er in het weekend vaak met de boot op uit te trekken en bezoeken dan graag evenementen, vooral in Breda. De Sloepenparade, Spanjaardsgatfestival, enzovoort. Je hebt vanaf het water toch plekken met een mooi en uniek zicht”, grijnst de eigenaar van de boot. “En dat is het hele ding. Als wij zo’n mooie plek hebben bij evenementen, hebben veel mensen ook goed zicht op ons. Mensen staren en kijken veel naar zo’n boot, dat raak je gewend. Ik denk trouwens dat ie gewoon verlekkerd naar mijn borrelnootjes keek, denk je niet?” De dames knikken, het interesseert ze écht niet.