HEIJNINGEN – In 1996 werd Attie Pot uit Steenbergen als enige Nederlander uitgezonden naar Cambodja. Het land lag vol met landmijnen, veelal gelegd tijdens de Cambodjaanse burgeroorlog. Deze moesten worden getraceerd, onschadelijk gemaakt en opgeruimd; Pot was als technisch officier van de luchtmacht gespecialiseerd. Cambodja wilde zich toentertijd graag aansluiten bij de NAVO en hunkerde naar vrede. Naar veiligheid. Naar rust.
Pot is aangesloten bij het Veteraneninstituut en reist rond met zijn verhaal. Veelal naar basis- en voortgezet onderwijs, waar hij de jeugd poogt aan te zetten tot nadenken over de vrijheid waarin zij opgroeien. Ditmaal geeft hij zijn lezing op Fort Sabina, op de dag van de Dodenherdenking.
Hij heeft explosievenkennis. Kennis die hij moest delen in een moeilijk land, onder moeilijke omstandigheden. De mijnen lagen verspreid over het land, dat overwoekerd wordt door jungle en tijdens het regenseizoen geteisterd door extreme hoeveelheden water. ,,Het voordeel is dat er genoeg te eten was. Kijk, de oorlog was van 1954 tot 1975 in oplopende heftigheid. Pas eind jaren ’80 begonnen ze na te denken over vrede. En al die tijd lagen er dus mijnen onder de zeer vruchtbare, vochtige grond.”
En dus moest er letterlijk vierkante meter per vierkante meter gewerkt worden, met Pot -geen familie van Pol Pot van de Rode Khmer- als expert. ,,Er lagen bommen van allerlei komaf, van allerlei groottes. Die liggen scherp gesteld: pas als je erop stapt, gaan ze af. Oorlog is vreselijk gemeen. Ik heb veel gezien; verminkte en invalide mensen.”
De Cambodjanen gingen zonder vooropgezet plan te werk. ,,Wat, wanneer en waar is er gebombardeerd? En wat is er gebruikt? Dat is iets dat de Amerikaanse ambassade weet. Niemand was op het idee gekomen om het hen gewoon te vragen; mijn voornaamste taak was vooral om informatie in te winnen. Om te organiseren van bovenaf. Je leert samenwerken met andere culturen, waarbij je hen heel tactisch toch jouw manier van werken probeert te leren.” Intimidatie, vriendjespolitiek: Pot stelt dossiers samen om dat te voorkomen. Om vanuit feiten te werken. Hij bleef uiteindelijk zeven maanden in het Aziatische land. ,,Ik volg het nog steeds, want het opruimen is nog lang niet voltooid. Je kunt het alleen maar heel systematisch doen; in Nederland worden er ook nog zo’n 2000 per jaar gevonden. Ach, ik vertel het mijn kinderen nog steeds: ik moest mijn vrijheid een paar maanden opgeven om andere mensen meer vrijheid te geven.”