De regen komt met bakken uit de hemel, de meeste supporters zoeken een plekje op de droge tribunes. Willem II – NAC is te zien op diverse grote schermen op het veld.
Een ietwat treurig, maar toch hilarisch beeld. Hij staat op het veld en danst voor de Eretribune, met z’n rug naar die schermen. Onhandig jut hij het publiek op, maar krijgt weinig respons. Hij zwaait driftig, steekt z’n handen de lucht in maar optisch levert dat geen reacties op. Willem II is inmiddels in de aanval, krijgt kansen. Hij kijkt niet, hij danst. Ladderzat, uiteraard. Eerlijk gezegd ken ik ‘m niet anders. Werkelijk ver heen, nog nauwelijks bij kennis. Hij danst en staat als een ware volksmenner voor de mensenmenigte op de Ere. Althans: dat beeld zal hij ongetwijfeld zelf hebben; wij zien een ietwat treurig, maar toch hilarisch beeld.
‘Hij’ is een bekende NAC-supporter. Is er altijd bij, iedereen kent ‘m ook. Hij staat te boek als geestelijk vader van een briljant spreekkoor, in al z’n eenvoud. De Beffer is immers de uitvinder van ‘Het is weer tijd om te beffen’. De melodie (Guantanamera – The Sandpipers) heeft een heerlijke agressie, een felheid in zich. Die agressie past feitelijk niet bij de handeling die beschreven wordt. Daarnaast is het tekstueel natuurlijk een pareltje. Ondanks de felheid die in dit liedje klinkt, impliceert het een vermoeiende handeling. Dat zit ‘m in het woordje ‘weer’. Ik hoor een fel gezongen liedje, maar zie toch een publiek voor me dat massaal met z’n ogen rolt. Pff, het is wéér tijd om te beffen. Dit woordje vormt dan ook de essentie van het liedje, dit woordje maakt het compleet. Zonder dit woordje ontbrak er een soort emotie. Een liedje als ‘Daar moet een piemel in’ is bijvoorbeeld waardeloos. Te simplistisch. Dat is nu echt een spreekkoor waar iets ontbreekt. Het fijne aan ‘Het is weer tijd om te beffen’ is vooral dat dit liedje raar is buiten een voetbalstadion. Waar ‘Daar moet een piemel in’ te pas en te onpas gebruikt wordt in de openbaarheid, blijft ‘Het is weer tijd om te beffen’ netjes binnen het voetbal. ‘Het is weer tijd om te beffen’ als protest tegen een AZC: dat zou niet schokkend zijn. Dat zou raar zijn.
Het liedje wordt uiteraard gebruikt bij het waarnemen van een mooie vrouw. Of mooi: ik denk dat dat niet eens heel erg uitmaakt. Op deze manier laat het publiek z’n waardering blijken. Z’n waardering dat deze vrouw er is. Dat ze de moeite neemt om langs te lopen. Het is verre van vrouwonvriendelijk bedoeld. ‘Daar moet een piemel in’ is dat wel. Dat is vulgair en ordinair. ‘Het is weer tijd om te beffen’ herbergt juist liefde, passie en genegenheid.
In de jaren ’90 kwam er nóg een dergelijk liedje op. Die haalt het niet bij ‘Het is weer tijd om te beffen’, maar moet sowieso wel genoemd worden. ‘Lekker wijf – kut met haar – dikke tieten kittelaar’ is zó bizar, zó ondenkbaar, zó bevreemdend: topliedje. De bedenker ervan mag hier ook gerust trots op zijn.
Een ietwat treurig, maar toch hilarisch beeld, dus. De Beffer is trots op z’n liedje, en terecht. Het liedje is minstens twintig jaar oud, maar als bedenker van dit liedje mag je daar ook gerust je hele leven op teren. Elke wedstrijd weer wordt hij er tientallen keren op aangesproken, toegezongen. Dan likt hij vol geile erotiek tussen z’n wijs- en middelvinger door. Met z’n tong maakt hij z’n vingers nat en brabbelt iets onverstaanbaars, maar meestal heeft het iets met orale seks te maken. Hij zwaait naar z’n fans en wankelt verder. Men -we- zijn hem dankbaar. Met ‘Het is weer tijd om te beffen’ heeft hij een onwaarschijnlijke klassieker aan het oeuvre toegevoegd. Dan mag hij zich best af en toe een volksmenner wanen.
Waardeer dit verhaal! (Of steun me door een abonnement te nemen)